Martha Cooley the archivist

Martha Cooley: De Archivaris: Een Liefdesgeschiedenis (1998)

Matt (afkorting van Matthias) Lane is sinds de dood van zijn vrouw de archivaris van de meest prestigieuze onderzoeksinstelling aan de oostkust van het land (Princeton University?). Zijn leven zit vol vaste gewoonten. Samen met Edith Bearden houdt hij nauwgezet en soms angstvallig toezicht op de hele collectie én op aspirant-bibliothecarissen. Het lijkt wel alsof hij zichzelf net als zijn collecties angstvallig van de buitenwereld afschermt. Matts rust wordt echter verstoord door een jonge dichteres, Roberta, die op een directe maar volhardende wijze aandringt om de Hale brieven van T.S. Eliot uit een gesloten archief in te mogen kijken. Roberta en Matt lijken van in het begin erg openhartig met elkaar te zijn. Algauw ontstaat er een ondefinieerbare band tussen hen. Hoewel hun “verbond” door wederzijdse openhartigheid gevoed lijkt, wordt doorheen het boek de band steeds maar sterker door datgene wat ze elkaar verzwijgen. Wat begon als een onschuldige verzwijgen wordt algauw de echte drijfveer van hun hele bestaan te zijn. Matts veilig opgebouwde wereld begint scheuren te vertonen. Oude wonden worden weer open gereten en nieuwe gemaakt. Het enige wat ze kan deppen, blijkt de poëzie van T. S. Eliot te zijn. Maar kan ze de wonden ook helen?

Matt huwde met Judith tijdens de oorlogsjaren. Ondanks het grote aantal van gedeelde passies, zoals poëzie -vooral T.S. Eliot- en Jazzmuziek, worden de verschillen steeds maar groter. Een bekentenis van Judiths stiefouders Joods te zijn brengt haar hele wereld ondersteboven. Aanvankelijk probeert Judith dit te verwerken door er met Matt over te praten en haar gevoelens en gedachten in poëzie neer te schrijven. Maar al snel wordt haar discours erg ontoegankelijk en steeds vaker met huil- en lachbuien doorspekt. Uiteindelijk wordt de manisch depressieve Judith in een psychiatrische instelling opgenomen waar ze een aantal jaren later zelfmoord pleegt.
Heel dit relaas wordt dubbel weergegeven. Enerzijds krijgen we het op een nuchtere wijze te horen van Matt. Anderzijds krijgen we ook de kans om, weergegeven in het middendeel van het boek, Judiths dagboeknotities in te kijken.

Een derde personage is Roberta. Zij is een jonge dichteres die onlangs is te weten gekomen dat haar ouders bekeerde joden zijn. Hoewel Roberta zich door haar ouders verraden voelt, wenst ze toch de redenen van hun bekering te kennen. Haar fascinatie voor T. S. Eliot en diens plotse bekering leidde haar uiteindelijk naar het Hale-archief waar zij hoopt “de” reden te vinden voor het -voor haar- onbegrijpelijke gedrag van T.S. Eliot èn dat van haar ouders. Wanneer Matt Roberta’s motieven leert kennen, besluit hij voor eens en voor goed komaf te maken met zijn verleden. De gelijkenissen met Judith zijn voor hem te frapant om te negeren.

Maar ook Matt heeft een aparte fascinatie voor het werk van T.S. Eliot. Vanuit zijn ervaring met de karakterveranderingen van zijn vrouw Judith wordt hij gegerepen door de vraag waarom plots alle contact en liefde voor Emily Hale door Eliot werd verbroken. Bovendien probeert Matt, gebukt onder een schuldgevoel voor de wijze waarop hij Judith in de instelling heeft laten behandelen, in het leven en de poëzie van Eliot een antwoord of ten minste troost te vinden.

Cooley laat Matt het boek aanvangen met zijn woorden “Met enige moeite valt aan te tonen dat alles verband houdt met al het andere.” Dit is wat het boek typeert en zo sterk maakt. Het is alsof door hun ontmoeting Matt en Roberta een nieuwe kans krijgen om op oude en nog niet beantwoorde vragen nu een sluitend antwoord te vinden. Dit wordt geïllustreerd door de wijze waarop Cooley een aantal levens beschrijft, die zulke sterke gelijkenissen vertonen dat de verleiding zo groot wordt om hun levenservaringen te projecteren op dat van anderen.

Cooley maakt daarbij gebruik van twee perspectieven. Het eerste perspectief wordt verteld vanuit het standpunt van Matt Lane. Het verhaal is klassiek opgebouwd maar verveelt nergens. Zijn relaas vat aan met enkele overpeinzingen over een handeling die pas duidelijk wordt doorheen het boek. Doorheen zijn verhaal maken we geleidelijk aan kennis met de levens van de verschillende figuren: het huwelijk tussen Matt en Judith, de relatie met hun beider ouders en de letterlijke ondergang van Judith in de psychatrische kliniek Hayden House.

Bij mijn laatste bezoeken aan Judith in Hayden House herinnerde ze me af en toe aan die dood. …Hoe kan ik weten waar ze gestorven zijn? Op Broadway? Dat zegt Len. Wat weet hij helemaal? Broadway! Balanowka, Bergen-Belsen, Buchenwald, Bar, Belzec…(49)

De waarheid over de oorlog schokte ons allebei, maar Judith was diegene die de schok tot uitdrukking bracht… (59)

Parallel hiermee maken we enerzijds kennis met de levens van enerzijds T. S. en Vivienne Eliot en Emily Hale en anderzijds Roberta Spire, haar ouders en het ‘dubbelleven’ dat ze allen ongewild hebben moeten leven.

Hoewel de verschillende levensverhalen en verhaallijnen verrassend vlot in elkaar overlopen (waardoor volgens Matt alles zonder veel moeite valt aan te tonen dat ‘alles verband houdt met al het andere’) wordt er door Cooley toch subtiel een onderscheid gemaakt door gebruik van bizarre titels. Dit maakt dat het boek nergens verwarrend of overbodig wordt.

Het tweede perspectief dat Cooley in het boek hanteert, is een in het midden van het boek weergegeven selectie uit het dagboek van Judith.
De steeds maar korter wordende dagboekfragmenten geven ons de kans om als het ware achter gordijn van het hoofdpersonage te kijken. Wat op het eerste zicht te uitgebreid lijkt, of zelfs storend werkt, geeft op een schitterende wijze het trage en steeds verder opslorpende ritme van haar verblijf in de instelling weer. Het is een deel dat Matt voor zowel Roberta als voor ons, de lezer, verborgen houdt. De integere wijze waarop Cooley de fragmenten inlast vindt een fragiel evenwicht tussen het (ver)zwijgen en het verlangen te spreken van Judith en haar bondgenoot Matt.

… en de regels van Eliot die ze me en een keer had voorgelezen keerden terug. … ik wist niets meer, Ik keek in het hart van het licht, de stilte. (268)

Hoewel het verhaal vaak de aanleiding had kunnen geven tot een sterke melancholie of tot een wrang en teleurstellend gevoel, is de houding van de hoofdfiguur erg dubbelzinnig. Enerzijds valt de houding van resignatie het meest op. Anderzijds probeert Matt in het boek –zij het op een erg voorzichtige wijze- komaf te maken met zijn verleden. Matts levenshouding is een balansoefening tussen enerzijds het aanvaarden van het onoverkomelijke en anderzijds het milde vechten tegen een fatalisme dat gevoed werd door het langzame ontglippen van wat - hem het dierbaarst was.

Natuurlijk kan men daar tegen inbrengen dat Cooley het hoofdpersonage nergens sterke keuzes durft laten maken. Maar misschien is dit net een sterkte van het boek. Had Cooley Matt meer aandacht moeten laten besteden aan de vreselijke gebeurtnissen in de oorlog of kon Matt’s occupatie met Judith dit verantwoorden? In de verwarrende tijd waarin het boek zich heeft afgespeeld (jaren vijftig en zestig) verneemt Matt de langzaam binnendruppelende berichten over de kampen van Bergen-Belsen, Buchenwald, Auschwitz. We mogen niet de fout maken Matt te beoordelen op grond van wat nu deel uitmaakt van onze algemene kennis, maar toen voor velen te schokkerend was om zomaar te geloven. Het is daardoor niet zo onaannemelijk dat Matt de gebeurtenissen uit zijn leven aangrijpt om de afschuwelijke gebeurtenissen uit de kampen te negeren. Daarmee toont het boek op een frapante wijze aan dat ondanks de problemen op vlak van wereldpolitiek, mensen –al dan niet bewust- volledig opgeslorpt kunnen worden door een problematiek van ‘mindermondiale’ afmetingen. En dit maakt het verhaal daardoor zo menselijk.

Hoewel Cooley duidelijk een aantal ideeën in het boek heeft willen verwoorden, wordt de lezer nergens een mening opgedrongen. Cooley laat de lezer de complexiteit van keuzes zien. Wat voor de één een goedbedoelde en een voor de hand liggende handeling was, is voor de ander een aanleiding tot hartverscheurende keuzes. Hoewel dit door sommigen als een zwakte van boek wordt omschreven, getuigt het volgens mij net van moed om de wereld op een ‘neutrale’ wijze weer te geven waarbij een duidelijk respect voor verschillende visies op één gebeurtenis naar voren wordt gebracht.

Mijn moeder censureerde en openbaarde ervaringen. Ze opende en sloot de deuren. Een archivaris is ook een poortwachter…. (239)

Een terechte ommerking zou kunnen zijn dat soms de kwaliteit van de stijl ondergeschikt is aan de plot. Het lijkt me duidlijk dat Cooley een aantal ideeën heeft in haar roman heeft willen verwoorden, waardoor de plot (eerste en laatste hoofdstuk) soms wat aan diepgang moet inboeten. De plot kan echter wel begrepen worden vanuit een eerder kathartische oplossing. Deze visie vinden we ook terug in de meer dan tweeduizend jaar oude stukken van Sophocles, zoals Antigone maar ook in hedendaagse literatuur, zoals J. Coe’s House of the Sleep. Daardoor blijft , ondanks het zwakke einde van het omkaderend verhaal De Archivaris een verrukelijke debuutroman.

Martha Cooley woont en werkt al jaar en dag in New York als journaliste. De Archivaris (1998) is haar debuutroman. Hoewel het boek in de pers met sterk lovende kritieken werd ontvangen, heeft het boek mijn inziens nooit de erkenning gekregen die het verdient. Misschien is dit ten gevolge van de complexiteit en de diepzinnigheid van het boek. Het boek daardoor terzijde leggen zou een grote fout zijn. Hoewel tegenwoordig vaak het tegendeel, komt in de Archivaris de diepzinnigheid enkel de fijnzinnigheid te gemoed.

“Gaat dit over vetrouwen?”
Ik knikte.“Het gaat over vertrouwen,” zei ik. (302)

©Tim Peeters
tefalpan2003@yahoo.co.uk
22.08.2003.
De Archivaris verscheen in het Nederlands bij uitgeverij Prometheus.